Twee plakken grijzig bladerdeeg, meestal gebroken,
een zakje geel poeder waarbij door de mierzoete chemische geur alleen al de vullingen spontaan uit je mond sprongen, en dat vermengd met water op miraculeuze wijze in 'echte' banketbakkersroom transformeerde
en een klein zakje met roze glazuur dat je alvast in een geelplastic bakje niet te warm water moest leggen, zodat het spul wat vloeibaarder werd,
dat was de inhoud van de dozen waarmee ik in de jaren zeventig Zelf Tompoezen leerde 'bakken'.
Ik moest er weer aan denken door een artikeltje in onze krant dat ook
in het blog Koken met Karin te lezen is, tevens hier rechts ergens in de sidebar te beklikken. Compleet met recept hoe het wel moet...
Dat zakje glazuur was de slagroom op de taart, want eenmaal halfslachtig leeggemaakt en voorzichtig uitgestreken - het werd nooit zo mooi als op het plaatje - bleef er nog genoeg over in dat zakje wat je dan zo in je mond kon leegknijpen.
Daarna het moeilijkste: het snijden der tompoezen. Van tevoren het mes nat maken, dat moest, stond op de verpakking. Er moesten er zes uit kunnen, maar dat lukte amper. Wat altijd wel prima lukte was naderhand het mes goed aflikken.
Mijn moeder en ik waren dol op tompoezen. Misschien door de kleur, roze was ook mijn lievelingskleur, maar vooral door de substantie. Als het maar geel, roze, goedkoop en iets met koek was, dan was het goed. Fijnproeven was er nog niet bij.
Ik herinner me nog een zonnige winkelmiddag met m'n moeder in de stad en de tompoezen bij de Hema waren in de aanbieding. Vier voor drie gulden, of zo. Of zes voor voor vier gulden, kan ook goed. Die kochten we en zittend op een muurtje aten we er een op. En nog een. En waarschijnlijk dus nóg een.
Die onwaarschijnlijke luxe, dat decadente gevoel, het was een topervaring. Zoiets deden we nooit!
Ja mensen, een topervaring met tompoezen van de Hema. Het kan.