Maar vanmiddag was het grijs weer, zonder veel wind, en zeker niet bitter, bitter koud.
Het had een verhaal kunnen worden over een lange, kronkelige zandweg, met karrensporen en hoefgetrappel. Voorbijrijdende koetsjes met giechelende meisjes van adel en een norse koetsier, hondenkarren met ferme jongens met een zweepje en een enkele boer met kruiwagen.
Ik reed weliswaar over zandwegen, maar dan met bandensporen van de SUV's en de stationwagens van de importbevolking die de oude vervallen keuterstulpjes al jaren geleden omtoverden in moderne comfortabele woonboerderijen met loft en carport en ingebouwde sauna.
Het had een verhaal kunnen worden over bezembinders, touwslagers en wagenmakers, maar ik kwam ze niet tegen. Wel kwam ik langs Gertje, die elk gewenst fiets-, brommer- of scooteronderdeel altijd moeiteloos kan vinden in zijn enorme brikkenberg.
Een stoomlocomotief met meterslange zwarte rookpluimen had ook zo mooi geweest, op het oude kippenlijntje. U moet het doen met een wazige Stadler-Flirt, die bijna geruisloos voorbij zoefde.
Ah, maar in dit verhaal zit dan weer wel een echte draaiende molen, sprokkelhout en klepperende klompjes. Want in het dorpje waar ik een mattenklopper ging kopen, lopen de kinderen nog regelmatig op klompjes. Niet op kinderkopjes, maar klepperen doen ze ook op een gewone stoep. En ik hoorde ze wel, maar zag ze niet en ik had toch ook geen foto durven maken, want ik ben een verslaggever van niks.
Weet u wat? Er zit ook een echte mistroostige ezel in het verhaal. Een ezel met een verdrietige voorgeschiedenis die hij mij zachtkens snuif-balkend toevertrouwde. En in zijn lieve ogen kon ik het allemaal zo voor me zien.
Het flakkerende kaarslicht en de rokende schoorsteen ontbreken hier nog, maar ziet nu toch, hoe deze (pannenkoek)boerderij met haar fleurige rode luiken en gastvrije ontvangst een baken van hoop had kunnen zijn op mijn barre tocht, waar ik mijn natte voeten had
kunnen drogen aan het zacht knapperende haardvuur! En waar ik een kroes warme anijsmelk toegeschoven zou krijgen, om daar mijn bevroren handen omheen te krullen. Och, het had zo mooi kunnen zijn.
Het is wel een verhaal, waarin eigenlijk niets gebeurt, maar dat begreep u al, over een tocht naar een piepklein winkeltje verder, alsmaar verder, in een dorp twee uur gaans van ons knusse huisje. Een piepklein boordevol winkeltje waar ze nog mattenkloppers verkopen. En honderden klompen (naar wens beschilderbaar), allerhande handwerkartikelen, beugeltasjes, boerenkielen, klep- en kniebroeken, bretels en wat al niet. Een winkeltje in de vorm van een C, om het woongedeelte heen gevlijd. Zo'n nerinkje dat al eeuwen bestaat en ook al eeuwen met straffe hand geleid wordt door een kranig oud vrouwtje, zo'n heel oud vrouwtje, beetje krom, klein, knotje dat alles in de smiezen houdt. U ziet haar vast voor zich (ik had zo graag een foto van haar willen maken, maar ik durfde alweer niet).
Dat is mijn fiets, daar! |
En hier eindigt dit verhaal dan abrupt. Want thuisgekomen bleek onze oude mattenklopper nog gewoon in de kolenkast te liggen.
Och, het had zo mooi kunnen zijn...
Maar wie weet? Misschien ga ik de klopper binnenkort wel ruilen en heel, héél misschien is het dan wél W.G.-van-der-Hulst-weer...