Bij het lezen van de titel van dit berichtje dacht u vast dat ik op mijzelf doelde. Zo schandalig lang vernam u taal noch teken van mij, dat u vast dacht dat ik ingesneeuwd, van de aardbodem weggevaagd of lui was. Geenszins!
Ik was druk. En nog. Druk met mijn praktijkje waar de hulpbehoeftige leerlingen maar blijven toestromen en druk met dit krakkemikkige huisje waar het behang zo'n beetje spontaan van de muren fladderde. Dat fladderen hebben we de laatste dagen handmatig versneld en maandag komt Berend de Behanger de boel weer ordentelijk opfleuren met een fris behangetje. Ondertussen zitten we in de zooi. Maar dit terzijde. U wilt lezen over archeologische opgravingen hier ter plaatse. Welnu.
Omdat we wat te vieren hadden en amper kunnen koken in deze puinhoop, verwarmden we gisteren zakken vol poffertjes. Daar hoort poedersuiker bij, vindt u ook niet? In plaats van de bekende wit-blauwe bus groeven we onze voorraad poedersuikerzakjes op. We zijn geen Zeeuwen, maar wel zuinig. Die zakjes bewaren we dus altijd, want wij blieven geen poedersuiker bij onze stolletjes.
En zo kwam het dat deze nostalgische verzameling gisteren ons frisse tafellaken sierde. Er heerste een serene kerstachtige sfeer aan tafel. (Maar niet heus. De Polletjes maakten grappen over dat andere witte poeder.) Let u vooral op het middeleeuwse zakje op de tweede foto.
O? U bent er nog? U wilt weten wat wij dan wel te vieren hadden? Dat bewaar ik voor een volgend berichtje dat ik over een eeuw of zo hoop te schrijven. Als ik weer ergens een minuutje tijd voor u heb.
Dit is dag 14 van 272 dagen dagboek-op-Purperpol.