Uitgelezen 2019

donderdag 3 februari 2011

Het sprookje van de wonderblaas

Er was eens een wonderkind. Het wonderkind had een heel sterke blaas.
Het was namelijk een wonderblaas. Het was een wel héél knappe, want hij knapte niet. Nooit.
's Morgens heel vroeg, voor dag en dauw stond het wonderkind op en vergat te plassen, want het wonderkind moest snelsnel naar de wonderbus (waarin ook een toilet zat ingebouwd, maar dat telde niet, want die schommelde).
De wonderbus reed heel ver. Wel meer dan honderd, tweehonderd, driehonderd kilometers ver. Naar de sneeuw. Het wonderkind ging de hele dag sleeën en snoepen en eten en drinken. Samen met een heleboel kinderen die gewoon naar het toilet gingen. Dat was ook geen wonder, want zij hadden geen wonderblaas.
Alhoewel, gingen ze gewóón naar het toilet? Dat is maar de vraag, want het toilet stonk wonderbaarlijk snel wonderbaarlijk vies.
Het wonderkind stond er niet bij stil, maar het had al 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 uur niet geplast en nog was de wonderblaas niet moe. Zo kon het wonderkind wel 20, 30, 40, 50, misschien wel 100 keer van de grote wonderheuvel afsleeën.
Toen opeens, toen het bijna tijd was om 'dag' tegen de sneeuw te zeggen, dacht het wonderkind eraan eens naar het toilet te gaan. En eindelijk, eindelijk, na 19 uur, liet de wonderblaas zijn vrachtje lopen.
Maar het wonderkind was niet opgelucht.
Helemaal niet.
Want het stonk zo verschrikkelijk daar op dat toilet.

7 opmerkingen:

Hé, wat vind ik dát leuk! Ik ben zóóó benieuwd wat je hier nu gaat schrijven, toe, gauw, toe dan!
Helaas kreeg ik ladingen spam, dus ik heb de woordverificatie erop gezet. Maar u spamt gelukkig nooit!